De teloorgang van de Schoenstraat in Temse: Een verhaal…

Voor de aanleg van de oostelijke tangent, tussen de N70 in Sint-Niklaas en de E17, moeten een aantal woningen tegen de vlakte. Niet enkel in Sint-Niklaas moeten er offers gebracht worden. Ook in Temse in de schaduw van de watertoren naast de autosnelweg, zijn drie boerderijen onteigend. “Met de afbraak verdwijnt een groot stuk van onze familiegeschiedenis”, zegt Jean-Pierre Smet, een van de eigenaars.

Dit is zijn verhaal:

“Het vonnis rond het project van de Oostelijke Tangent, met een nieuw afrittencomplex van de E 17, is gevallen, waardoor verscheidene hele of gedeeltelijke onteigeningen onafwendbaar zijn. Zo valt ook het definitieve doek over ‘onzen hof’ in de Schoenstraat nummer 81, als sinds 1850 in familiebezit. Een oude boerderij met stallingen op meer dan 3500 vierkante meter grond, waar ook mijn grootvader is geboren, mijn moeder samen met haar twee broers is opgegroeid, ik mijn jeugd en heel veel vrije tijd heb doorgebracht en onze kinderen kampen hebben gebouwd en geploeterd in opblaasbare zwembadjes…

JIEPIE boerderij 2016
Jean-Pierre Smet kan nog twee zomers genieten voor zijn oase van rust onherroepelijk verdwijnt… (foto Guy Van Hoeylandt- HN/GVA)

…Mijn grootvader was een keuterboertje en klompenmaker, de eenvoud zelve en altijd goedlachs, bezat een paard en twee koeien en luisterde menig huwelijksfeest op met zijn accordeon. Ofschoon hij slechts tot zijn 14 jaar naar school was geweest, kon hij metsen, brood bakken, ijzer bewerken, wijmen vlechten, heeft hij jaren aan een stuk hele zomerdagen lang, gebogen, met een kleine sikkel en pik het koren afgemaaid en iedere biet met de blote handen uit de rijke, vettige aarde gerukt…

Als kind zette hij me meermaals “een baardje” door met zijn ruwe stoppelbaard over mijn zachte kinderwangen te wrijven en hoe dikwijls ben ik ’s morgens niet wakker geworden op het kleine zolderkamertje door het gekakel van de kippen en de geur van vers gebakken spek met eieren. De smaak van versgemolken melk proef ik nog altijd, de gonzende, roodgloeiende bol van de Leuvense stoof, mijn eerst pintje: een Faro, tafelbier van Wieze. Ik zie hem zijn scheermes ‘wetten’ op een leren riem en rijd met hem mee op de kar, getrokken door een paard, waar zoveel kracht van uitging dat ik mezelf, bij “ju, jutem, ju!” goed moest vasthouden om niet van de kar te donderen.

Hoe dikwijls hebben wij niet “petetten” geraapt, en hooihoppers opgezet, hoe dikwijls heb ik niet bij hem aan het haardvuur gezeten in “de bakkerij”, een klein stalletje waar brood werd gebakken en een authentieke met een riem aangedreven, koperen wasmachine het wasgoed met sunlightzeep en kokend water uit de ketel weer spic en span zwiepte én waar ook zijn draaibank stond, waar hij werktuigen maakte. En hoe dikwijls heb ik niet met de hond door het uitgestrekte veld in heel de streek gelopen en hazen en fazanten opgeschrikt, toen de E17 er nog niet lag, van de naburige watertoren en het TTS-industriepark nog geen sprake was.

Die liefde voor de natuur heeft mij dan nadien, toen ik al dik in de dertig was, aangezet om zelf varkens te vetten, konijnen, schapen en geiten te kweken en hondjes uit het asiel een nieuw bestaan te geven.

Hoe veel jaren hebben wij er onze vakantie niet doorgebracht. Ons buiten wassen aan de pomp was heel gewoon, maar later hebben we het huis en het sanitair een beetje meer comfortabel gemaakt, maar de authenticiteit zorgvuldig bewaard.

Ook onze kinderen hebben op hun beurt hun jeugd daar doorgebracht, gespeeld en kampen gebouwd, fuifjes georganiseerd en genoten van de koele schaduw onder de bomen in de mooi aangelegde tuin met vijver en brugje.
Onze zoon onderhoudt nu nog altijd de tuin en traint er dagelijks. Mijn vrouw komt er iedere dag tot rust, zo nodig nadat “de ziekte” enkele jaren geleden ook haar heeft getroffen.
En nu met de aanleg van de Oostelijke Tangent en een nieuwe afrit van de E 17, komt een einde aan onze familiegeschiedenis en verdwijnt onze groene long, onze oase waar we onze toevlucht zochten na een drukke werkdag.

Ik ben niet verbitterd maar wel ontgoocheld en kan begrijp dat er offers moeten gebracht worden in functie van het algemeen mobiliteitsbelang. Spijtig dat er weer een stuk natuur en bomen moeten sneuvelen, spijtig dat steeds meer wegen en verkavelingen het nog resterende groen steeds zwaarder hypothekeert, verminkt, vernietigt.

Wat rest er nog van de Schoenstraat, ooit een smal boerenstraatje, omgeven door de wind schuingegroeide canadabomen, de rijke akkervelden, de grazende koeien op de weiden en de rust en stilte van de natuur, tegelijk onderbroken en in harmonie door het suskewiet van vinken…

Eerst kwam de E 17, dan het industriepark TTS en nu de Oostelijke Tangent. Langzaam maar zeker werden wij gewurgd en nu krijgen we de doodsteek.

De vraag rest nu nog: is hiermee het fileprobleem opgelost, waar vooral Sint-Niklaas mee is gebaat en waarvoor ook, met instemming, op grondgebied Temse offers moeten worden gebracht?
Minister van leefmilieu en burgemeesters en ex-burgermeester van Sint-Niklaas, denk later eens aan ons, als je in je zachte tuinzetel in de schaduw van een boom liggen te soezen: wij krijgen nu nog anderhalfjaar de tijd om alles te ontruimen en dat zijn eigenlijk maar 2 zomers meer… en al spelen we nu ons droomboerderijtje kwijt, blijf er toch nog één blije troost: al die mooie herinneringen kan niemand ons afpakken…

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *